Misschien heb je zelf al een onderwerp bedacht of heeft een docent een onderwerp aangereikt, maar als je nog geen onderwerp hebt gevonden kun je op verschillende manieren ideeën opdoen. Je kunt:
Aan de hand van een onderwerp kun je vervolgens een probleemstelling bedenken.
Voordat je begint met zoeken naar literatuur is het belangrijk om voor jezelf te bepalen wat je precies wilt weten. Een goede probleemstelling zorgt ervoor dat je gericht gaat zoeken naar literatuur.
Voorbeeld: de wereld is zich in toenemende mate bewust van klimaatverandering, mede als gevolg van de dringende toonzetting van de IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) rapporten. Gegeven deze problematiek wil je onderzoeken wat individuele burgers kunnen doen om klimaatverandering tegen te gaan.
Belangrijke gedachte hierbij is: waarover gaat het werkelijk?
Een goede probleemstelling geeft daarom antwoord op vragen als wie, wat, waar, wanneer, hoe en waartoe.
Vraag | Antwoord |
---|---|
Wie? | Burgers, politici, bedrijven (om wie gaat het?) |
Wat? | Tegengaan klimaatsverandering (gedragsverandering) |
Waar? | Wereld, Nederland, huishoudens (wat is het bereik van jouw onderzoeksgebied?) |
Wanneer? | In het verleden, heden of in de toekomst |
Waarom? |
Burger betrekken bij het klimaatbeleid |
De probleemstelling is na het beantwoorden van deze vragen specifieker geworden:
Op welke manier maak je mensen bewust van noodzaak zelf ook te acteren op voorkoming van onomkeerbare gevolgen met betrekking tot global warming?
Aan de hand van de probleemstelling kun je de sleutelbegrippen formuleren.
De sleutelbegrippen vormen de kernbegrippen in de probleemstelling. Dit zijn de belangrijkste begrippen in de probleemstelling. In onderstaande probleemstelling zijn de sleutelbegrippen aangegeven:
Hoe maak je mensen bewust van noodzaak zelf ook te acteren op voorkoming van onomkeerbare gevolgen met betrekking tot global warming
Sleutelbegrippen kun je als zoektermen gebruiken om te zoeken naar literatuurverwijzingen in elektronische bestanden of op het internet. Wees bereid in de loop van je onderzoek jouw zoekvraag aan te passen.
Je weet nu wat de sleutelbegrippen zijn in je probleemstelling. Je zou deze begrippen als zoektermen kunnen gebruiken op internet of in elektronische bestanden (e-resources). Maar je vindt meer relevante literatuur door per sleutelbegrip synoniemen of andere gerelateerde termen te bedenken. Dit komt omdat bijvoorbeeld het begrip "climate change" meer literatuurverwijzingen kan opleveren dan het begrip "global warming" in een elektronisch bestand. Per elektronisch bestand kan het dus verschillen welke zoekterm het beste werkt.
Gerelateerde termen zijn te vinden in bijvoorbeeld: woordenboeken, encyclopedieën, handboeken, indexen in catalogi etc.
Veel wetenschappelijke literatuur wordt in het Engels, Duits, Frans of Spaans geschreven. Dit is afhankelijk van de probleemstelling die je kiest. Synoniemen in een andere taal kunnen dus ook van belang zijn voor je onderzoek.
Met het overzicht van sleutelbegrippen en gerelateerde termen kun je nu in verschillende bronnen gaan zoeken. Maar in welke bronnen begin je met zoeken? Het is daarom van belang na te denken over welke soort informatie je zoekt. Bijvoorbeeld: nieuws of statistische informatie.
Vaak bepaalt hierbij de probleemstelling de soort informatie die je nodig hebt voor je onderzoek.
Weet je welke soort informatie je nodig hebt, dan kun je nagaan welke informatiebron(nen) je nodig hebt.
Het onderstaande schema laat zien waar je welke informatiebronnen kunt vinden.
Soort informatie | Informatiebron |
---|---|
Actuele informatie | Krantenartikelen, nieuwssites |
Oriëntatie op een onderwerp | Studieboeken, populair wetenschappelijke boeken |
Achtergrondinformatie | Encyclopedieën, jaarboeken |
Wetenschappelijke informatie | Wetenschappelijke tijdschriftartikelen |
Onderzoeksresultaten | Rapporten |
Theoretische verhandeling | Studieboeken, monografieën |
Wet- en regelgeving | Juridische databases (Kluwer) |
Statistische informatie | CBS Statline, Eurostat |
Bedrijfsinformatie | Databases, Wharton, Factset, SDC Platinum |
Geografische informatiesystemen | Google maps, Google Earth, GeoPlaza |
Sommige informatiebronnen bieden alleen de eerste kennismaking met de informatie die je nodig hebt. In een encyclopedie of handboek vind je een beknopte weergave over een onderwerp. Als je deze informatie in een paper gaat verwerken, heb je de originele bronnen nodig waarnaar in de handboeken en encyclopedieën wordt verwezen.
Scripties van andere studenten kun je ook beschouwen als een eerste kennismaking met een bepaald onderwerp of als een voorbeeld van hoe je een scriptie kunt schrijven. Gebruik scripties niet als belangrijke informatiebronnen voor je werkstuk. Scripties zijn publicaties van studenten en zullen niet zo diep op een onderwerp ingaan als een onderzoek dat door een wetenschapper is uitgevoerd. In de bibliografie in de scriptie vind je de bronnen die de student gebruikt heeft om zijn scriptie te schrijven. Zoek deze bronnen op en controleer ze, neem ze niet klakkeloos over.
Wikipedia is een gratis internetencyclopedie die door iedereen bewerkt kan worden. Net als alle informatiebronnen waarvan de auteur onbekend is, zul je een tweede bron moeten raadplegen om de kwaliteit van de informatie te kunnen beoordelen. Bij de meeste artikelen op Wikipedia vind je aan het einde van de tekst de bronnen waar de informatie vandaan komt. Je zult deze originele bronnen voor je paper kunnen gebruiken. Als er geen bronnen worden genoemd, is het aan te raden om de tekst uit Wikipedia niet te gebruiken.
Ook andere bronnen van informatie waar geen naam van een auteur bijstaat, worden in de academische wereld niet als informatiebron geaccepteerd. Denk hierbij aan een folder met informatie of een website van een commercieel bedrijf of bedrijf zonder winstoogmerk. Probeer zoveel mogelijk wetenschappelijke publicaties te gebruiken. Ze zullen door de docenten zeker geaccepteerd worden. Bijvoorbeeld RIVM is een van de belangrijkste organisaties op gebied van milieu, gezondheid etc. of adviserende organisaties als World Health Organization (WHO) of de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).
1 | Bedenk een onderwerp | Kijk vakbladen door, sla handboeken na, etc. |
2 | Formuleer een probleemstelling | Probeer de probleemstelling zo specifiek mogelijk te maken door het stellen van vragen als: wie, wat, waar, wanneer, hoe en waartoe? |
3 | Selecteer de sleutelbegrippen | |
4 | Bedenk synoniemen/andere gerelateerde termen | In woordenboeken, encyclopedieën, handboeken etc. Vraag je docent. |
5 | Zoek de geschikte informatiebronnen | Welke informatiebronnen passen bij de probleemstelling? |